zondag 9 oktober 2005

Prairietuin en industriepark

Het was een mooi stel dagen zo half september en in de Duitse wijnstreek hingen de trossen druiven nog te rijpen in de zon. Wij brachten hier met een klein groepje enthousiastelingen een bezoek aan het stadje Weinheim, waar een bijzondere proeftuin is aangelegd. Deze tuin, Schau-und Sichtungsgarten Hermannshof is in eerste aanleg een 2,2 ha grote particuliere tuin bij een landhuis midden in het stadje en is ruim 200 jaar oud. Rond 1980 werd in deze tuin door samenwerking van de eigenaar, een industriële familie, en de stad Weinheim een openbare particuliere botanische tuin opgezet. Hierbij werd op een wetenschappelijke en experimentele manier onderzoek gedaan naar meer natuurlijke beplantingssamenstellingen van vaste planten. Het uitgangspunt hiervoor wordt gevormd door de theorie van Richard Hansen, over de verschillende tuinplantenbiotopen. De directeur van de proeftuin Urs Walzer heeft in het park de verschillende biotopen zoals die door Hansen zijn gedefinieerd aangelegd en hierin een groot sortiment vaste planten en heesters aangeplant. Het geheel oogt als een zeer gevarieerd landschap met een buitengewoon hoge diversiteit en variatie.



De recentste ontwikkeling in de tuin betreft de aanleg van de prairiebeplantingen. De opvolger van Walzer, Cassian Schmidt heeft een groot grasveld omgetoverd tot een Amerikaanse prairie met verschillende gemengde beplantingen van droog en voedselarm tot vochtig en voedselrijk. Uitgangspunt voor de aanleg is het samenstellen van een evenwichtige, natuurlijk ogende en arbeidsextensieve aanplant met een hoge esthetische waarde.
Deze aanplant is nu een jaar of vier oud en begint in een interessant ontwikkelingsstadium te komen. Daarbij is de nazomer het hoogtepunt in deze beplanting. Reden genoeg om hier te gaan kijken.
Wij werden uitgebreid door de heer Schmidt zelf rondgeleid waarbij hij ons informeerde over het sortiment, de voor ons veelal onbekende soorten grassen, guldenroedes en asters, en over de aanleg en de ontwikkeling van deze beplantingen. Bij de aanleg maakt men gebruik van verschillende bodemsoorten van voedselarm en droog, puur split, tot voedselrijk met een toplaag van lava. De lava afdeklaag voorkomt een sterke inzaai van ongewenste soorten terwijl de echte prairiekruiden hier prima in kiemen. Het was fascinerend om te zien hoe de vegetatie van hoge grassen en kruiden van al deze prairiesoorten tot een prachtige hoge bloemenweide samensmolt. Ook gaf Schmidt aan welke problemen er ontstonden bij al te sterk uitzaaiende en uitgroeiende soorten. Vanuit eventuele gevaren voor flora vervalsing testen ze soorten op invasieve karaktertrekken. Ook benadrukte hij dat dergelijke beplantingen uitsluitend bedoeld zijn voor de bebouwde (stedelijke) omgeving en niet voor gebruik in het natuurlijke landschap. Hier kunnen prairiebeplantingen zeker een extra bijdrage leveren aan de variatie in openbaar groen. Door de late ontwikkeling in het jaar vormt deze beplanting ook voor insecten een late en welkome voedselbron met daarbij de kanttekening dat de echte soortspecialisten onder hen hier natuurlijk niet van profiteren.
Na een groot deel van de dag in deze tuin te hebben rondgezworven bezochten we ook het nabijgelegen Exotenwald. In dit heuvelbos zijn in de afgelopen twee eeuwen grote aantallen exotische bomen aangeplant. Vooral imposant waren de enorme Sequoia’s en Sequoiadendrons die hier onder meer natuurlijke bosomstandigheden een geheel ander karakter hadden dan als solitaire parkboom.

Op de terugweg brachten we een bezoek aan het Landschaftspark te Duisburg. Hier midden in het Ruhrgebied heeft men een industrieel complex weer gedeeltelijk een andere bestemming gegeven en deels als park aan de natuur terug gegeven. In het complex was een duikclub gevestigd in één van de gassilo’s, een theater in een hoogoven, een restaurant in het transformatorhuis en het rangeerterrein waar de kolen en het ijzererts werden overgeladen vormt nu het decor voor klimwanden en speelobjecten voor jong en oud. Er is hier een bijzondere samensmelting ontstaan van imposante industriële architectuur, recreatie en natuur. Voor ons was het een interessante afsluiting van een paar mooie en gezellige excursiedagen.

dinsdag 30 augustus 2005

Aangepaste stadstuin

In het centrum van Zaltbommel ligt de kleine maar bloemrijke stadstuin van Hannie. We hebben samen deze tuin ontwikkeld want er waren een paar bijzondere voorwaarden. De tuin moest toegankelijk zijn voor Hannie’s rolstoel maar er was een redelijk hoogte verschil aanwezig. Bovendien is Han helemaal plantengek en al die leuke soorten moesten toch een plaatsje hebben.
De plantvakken in de tuin zijn smal genoeg om er bij te kunnen en deels verhoogd door middel van stapelmuurtjes. Een verhoogde vijver zorgt voor een verkoelend element en de rand is geschikt om op te zitten. De zijkanten van oud muurwerk, een larix lattenschutting en een stalen pergola met ingebouwde berging worden optimaal gebruikt door de vele klimplanten. Daarnaast is er veel plaats voor potten en pannen. Ruimte genoeg dus om zich in haar hobby uit te leven.

Heptacodium, bijzonder onbekend

Als plantenfreak koop ik vaak planten om de naam. Toen ik voor ons vroegere tuincentrum inkopen deed kwam deze niet erg commerciële eigenschap regelmatig naar boven wat resulteerde in de vele winkeldochters. Omdat ik toch graag wilde weten welke plant achter die mysterieuze naam school werden deze dan ook driftig uitgeplant in een hoekje op de tuin.

Heptacodium miconioides is er een van. Ik vond hem bij Rinus Zwijnenburg op zijn kwekerij en kocht er een paar van. Nu ziet zo’n jong struikje er nogal kaaltjes uit en fotolabels waren toen nog geen gemeen goed. Ook wist ik er niet veel over te vertellen dus verkocht werden ze niet. Dus ook hij belande ergens in de heesterborder.
De struik groeide prachtig uit en bleek een waardevolle nazomer bloeier te zijn waar onze bijen driftig op vlogen. Toen we de oude kwekerij ontmantelde hebben we hem verplaatst en kreeg de Heptacodium een plaatsje in onze achtertuin, bij de bijenstal. Inmiddels is hij de drie meter ruim gepasseerd en komt hij momenteel weer in bloei met zijn prachtige licht geurende pluimen met witte bloemetjes. De bloei duurt tot half oktober, steeds komen er weer nieuwe knoppen open. Van de oude afgevallen bloemen resten dan nog de rood verkleurende stervormige kelkjes. Deze geven tot laat in de herfst de heester nog kleur.

Heptacodium miconioides behoort tot de familie van de Kamperfoelie, Caprifoliaceae, en stamt uit de provincie Zhejiang in China. Hij is door de bekende plantenverzamelaar E.H.Wilson naar Europa gebracht maar pas rond 1980 is de plant op kwekerijen in cultuur genomen. De engelse naam Seven Sons Flower, heeft vast ook een Chinese herkomst. De grote heester of kleine boom kan zo’n vier meter worden, maar hij groeit niet erg snel. De bast is lichtbruin en schilferig, de donkergroene ovale bladeren staan op een typische regelmatige wijze tegenover elkaar aan de takken. Hij vraagt een zonnige tot licht schaduwplaats op een humusrijke grond. Om zijn late bloei en het feit dat hij veel insecten lokt ben ik deze fraaie heester zeer gaan waarderen. De volgende keer koop ik weer zo’n onbekende naam. Je weet maar nooit!

Heidegebied in ere hersteld

Landgoed “De Manderheide” in Twente is een particulier natuurgebied van 20 hectare met gemengd loof- en naaldbos en een groot oppervlak open heide. De afgelopen 50 jaar heeft het bos langzaam bezit genomen van grote delen van de heide en de heide zelf vergraste door de enorme stikstofdepositie vanuit de lucht.
In 1985 was bijna de helft van het gebied bos geworden en was er in augustus nauwelijks meer paarse heide te vinden. Het werd tijd voor actie. Met hulp van familie en vrienden en inzet van een shovel werd een eerste gedeelte van het de heide afgeplagd. Dit gebeurde vrij rigoureus maar toen na een jaar de eerste heideplantjes op het kale zand verschenen bleek de aanpak succesvol. Er volgden nog een tweetal plagacties, in 1992 en 1997. Hierbij werd langs de randen van het heidegebied ook bosopslag verwijderd en tot heide omgevormd. De resultaten waren bijzonder goed. De heide kleurde in de nazomer het gebied weer paars en zeldzame verdwenen broedvogels zoals de grauwe klauwier, de nachtzwaluw en de roodborsttapuit keerden terug.



In 1996, tijdens de voorbereidingen voor de plagwerkzaamheden werden de zandhagedis op het terrein herontdekt. Deze bleken flink te hebben geprofiteerd van de voorgaande plagwerkzaamheden waarbij de noodzakelijke kale grond om eieren af te zetten was ontstaan.
Vanaf die tijd monitor ik de hagedissen op het terrein en heb ik me met het beheer bezig gehouden. Naast de zandhagedis is op het terrein een kleine populatie levendbarende hagedissen aanwezig en zwerven er enkele hazelwormen.

Zandhagedis








Levendbarende hagedis









Aan de hand van oude kaarten hebben we een plan gemaakt om nog meer bos te verwijderen en het heideareaal weer terug te brengen naar de situatie van omstreeks 1960.
Met een groot aantal vrijwilligers is in 2004 ruim een halve hectare bosrand verwijderd en dankzij een subsidie kon bijna drie hectare heide terug gewonnen worden.
Hierbij heb ik specifiek rekening gehouden met de biotopen van de hagedissen. Zandhagedissen houden zich graag op in overgangszones. Ze hebben behoefte aan dichte oude heide als schuilgelegenheid en voort de winterslaap, open plaatsen om te zonnen, kale maar insectenrijke randjes om te jagen en open zand voor het afzetten van de eieren. Levendbarende hagedissen hebben graag rommelige plekken met oud hout, dode boomstobben, graspollen en wat bramenstruweel. Oude pollen heide die nog levensvatbaar waren werden gespaard, van de bochtige smele, het gras wat de heide grotendeels verdrongen had bleven kleine eilandjes en randen gespaard. Deze zijn bijzonder insecten rijk, ook omdat de konijnen hier hun toiletten hadden. De grauwe klauwier jaagt daar graag op mestkevers en af en toe op een hagedis. De afgezaagde boomstammen bleven staan met een kraag oude vegetatie. Een deel van het plagsel werd op wallen en over takkenrillen in de bosrand gezet. Na het plagwerk werden nog wat bomen omgezaagd om als dood hout een verbindingzone met schuilgelegenheid te vormen over de aanvankelijk kale vlakte.
Nu, in de zomer van 2005, staan de eerste heide kiemen weer op het kale zand. Ik ben benieuwd hoe snel de hagedissen deze terreingedeelten weer gunstig genoeg vinden om ze wederom te bevolken.

Een uitgebreid verhaal over dit heideterrein heb ik geschreven in Oase herfst 2004

De speelplaats van NulVier in wording


Mijn twee Wilde Weelde collega’s Marleen van Tilburg en Hans Pijls hebben samen het initiatief genomen tot het opzetten van een samenwerkingsverband voor participatieve groenprojecten.

Participatieve groenprojecten of groene participatie projecten zijn projecten waarbij gemeenschappelijke buitenruimtes worden ingericht in samenwerking met de bewoners, de gebruikers of met vrijwilligers. Voorbeelden hiervan zijn kinderspeelplaatsen, schooltuinen, buurtgroen en tuinen bij sociale instellingen.

Onder de naam Buitenkans, hebben Marleen en Hans al verschillende projecten opgezet. De resultaten zijn zeer positief en Buitenkans zou best nog wat uitgebreid kunnen worden. Daarom hebben Marleen en Hans hebben mij gevraagd om ook mee te gaan werken en mijn specifieke kennis en ervaring in te brengen in het samenwerkingsverband.

Het eerste project waar ik aan heb deelgenomen is de aanleg van de kindertuin bij het kinderdagverblijf NulVier in Den Bosch. Marleen heeft een prachtig avontuurlijk ontwerp gemaakt en een enthousiaste groep ouders en medewerkers zijn aan de slag gegaan met de aanleg. We hebben voor de eerste start een workshop georganiseerd waarbij een aantal elementen zoals een zintuigenmuur, een wilgentunnel en een kruidenspiraal zijn aangelegd. Na deze start zijn de verschillende vrijwilligers zelf verder gegaan met onderdelen van de aanleg. Stapsgewijs zal de tuin verder vorm gaan krijgen en voor de kinderen een fantastische uitdagende speelruimte gaan opleveren.

Het ontwerp en veel foto’s van het aanlegproces zijn te zien op de website van Buitenkans
www.buitenkans.org

Ik vind zeer inspirerend om op een dergelijke wijze groenprojecten te realiseren.

zaterdag 25 juni 2005

Nazomeren met Zonnebloemen

Dit voorjaar heeft het voorplein voor de ingang van mijn bureau plaats gemaakt voor een nieuwe prairietuin. Het was een lang gekoesterde wens om een plaatsje in mijn tuin te vinden voor al die mooie hoge grassen en grote prairieplanten. Geïnspireerd door bezoeken aan de Hermanshof in Weinheim en de botanische tuin van Frankfurt had ik al een voorraadje planten ingeslagen bij Dick Ploeger, Brian en Simone Kabbes, de Hessenhof en bij Ewald Hugin in Duitsland.
In de Amerikaanse Tall Grass Prairie is naast de hoge grassen een hoofdrol weggelegd voor grote Composieten. Verschillende zonnebloemen, asters, leverkruiden en distels kunnen de concurrentie met de hoge grassen aan. Dankzij een groot en vooral diep wortelgestel kunnen ze toch voldoende vocht verkrijgen om te overleven onder de warme Amerikaanse zomerzon op uitdrogende vlakte.
Dit voorjaar kon ik de eerste kistjes eindelijk gaan uitplanten. De opgekropte groeikracht explodeerde! Vanachter mijn bureau kijk ik nu naar buiten naar een paar, meer dat 3 meter hoge Helianthus-soorten waarvan de eerste bloemen zich openen.
We kennen naast de bekende éénjarige Zonnebloem (Helianthus annuus) een groot aantal vaste overblijvende soorten, verspreid over een aantal verschillende geslachten. Het Griekse woord voor zon, Helios, vormt ook de basis van verschillende andere geslachtsnamen zoals Helenium, Heliopsis, Helianthemum en Helianthella. Graag wil ik een aantal soorten aan u voorstellen:

Helianthus microcephalus Helianthus grosse-serratus
Het geslacht Helianthus kent een groot aantal sterk woekerende soorten. Eén daarvan, Helianthus tuberosus , de aardpeer, heeft voedzame dikke wortelstokken die gegeten kunnen worden. Al vele jaren heb ik Helianthus ‘Lemon Queen ‘ toegepast, een gezonde maar wat te krachtige groeier met een mooie bloemkleur die ook ‘mocht’ toen fel geel in tuinen nog taboe was. Subtieler is Helianthus microcephalus. De licht gele bloemen staan op mooie donkere slanke stelen en de plant woekert niet. Architectonisch is Helianthus salicifolius, de wilgbladige zonnebloem. De kromme overhangende 3 meter hoge stengels met de smalle lange bladeren vormen vooral een bijzondere structuur. De bloemen zijn ondergeschikt. Hij vraagt wel veel ruimte wil hij niet slordig overkomen. Van Kabbes kreeg ik Helianthus grosse-serratus, de zaagblad zonnebloem. Op Amerikaanse sites vond ik dat deze sterk kan woekeren met diepe wortels. Bij mij staat hij nu in één seizoen met dikke stengels ruim 3.5 meter hoog. Ik hou hem in de gaten! Beter toepasbaar lijkt mij de kruising Helianthus x kellermannii die goed stevig drie meter hoog rechtop blijft en nu al enkele weken prachtig staat te bloeien.

Sylphium perfoliatum Coreopsis tripteris 'Pierre Bennerup'





Van Silphium, de Zonnekroon, kennen we minder soorten in cultuur. Het bekendst is Silphium perfoliatum met zijn typische vergroeide stengelbladeren. Het is een prachtige hoge plant die vaak wel een steuntje nodig heeft.
Het geslacht Rudbeckia omvat zowel hoge als lage soorten. Van de lage Rudbeckia fulgida zijn veel rassen in omloop. De een bloeit nog rijker en feller geel en oranje dan de ander. Rudbeckia maxima is een hoge plant met prachtig blauwgrijs blad. Ook hoog is Rudbeckia laciniata, een klassieker uit de boerentuin. Ondanks zijn grovere verschijning blijft hij voor mij een dankbare lang bloeiende borderplant.

Rudbeckia laciniata Ligularia palmatiloba
Verwant aan Rudbeckia is het geslacht Ratibida. Ratibida columnaris met zijn typische bruinrode bloemen wordt hier voornamelijk als éénjarige gekweekt. Ratibida pinnata is wel winterhart en is een meer gracieuzere uitvoering van Rudbeckia laciniata met hangende zachtgele bloemslippen aan een donkergroene middenkegel.
Coreopsis, Meisjesoog, omvat ook zowel lage als hoge soorten. De lage fijn bladige Coreopsis verticillata is een dankbare zomerbloeier. Het in de handel populaire ras ‘Moonbeam’ met zijn zachtgele bloemen hoeft van mij niet meer. In tuinen blijkt het steeds weer een kortlevende zwakke plant te zijn. Prachtig vind ik de hoge Coreopsis tripteris. Tot wel twee meterhoge stevig opgaande stengels dragen talrijke fijne gele bloemetjes en de bloei duurt tot laat in september.
Behalve uit Noord Amerika komen er ook hoge composieten uit Europa en Azie. We kennen natuurlijk de oranje en geelbloeiende Ligularia’s. Vaak worden deze planten meer om het blad dan om de bloem aangeplant. Puriteinse tuinauteurs suggereren zelfs wel eens dat je de bloemen van sommige soorten er beter uit kunt knippen! Het zijn geen prairie-bewoners maar meer planten van vochtige weides en bosranden. In vergelijkbare tuinbiotopen kunnen we prachtig met ze werken.
Van de grote Inula’s, de Alanten heb ik Inula racemosa al diverse jaren in mijn vijvertuin border staan. De grote viltige bladeren vormen in deze border een rustpunt in de voorzomer, de bloei valt in augustus. Ik knip hem wel direct daarna af want hij weet zich anders prima uit te zaaien!
Een algemene maar in mijn ogen nog steeds boeiende plant is Telekia speciosa, Koeienoog. Ook deze plant hoort thuis in een vochtiger biotoop. In een royale halfschaduwborder op rijke grond voelt hij zich prima thuis.
Van het grote geslacht Senecio, Kruiskruid, zijn verbazend weinig soorten doorgedrongen in de tuinwereld. Veel soorten woekeren en zaaien uit. Dat maakt ze natuurlijk niet echt populair. Maar er zijn zeker goede toepasbare soorten in dit geslacht. Ik heb nu Senecio doria uitgeplant en ik zie er wel wat in. Meer soorten zullen zeker volgen.

In de tijd van de zacht getinte borders waren we de grote gele composieten bijna uit het oog verloren. Sommige volhouders zoals Dick Ploeger bleven pleitbezorger en gelukkig durven steeds meer mensen er voor uit te komen dat die hoge majestueuze en soms wat slordige zonnebloem-achtigen toch onmisbaar zijn voor de nazomer in onze tuinen. In mijn prairie-tuin kan ik eindelijk de nodige soorten gaan uitproberen zodat ik vooral de beste uit dit sortiment kan toepassen in mijn beplantingsplannen. U zult ze nog vaak tegen komen!

dinsdag 8 maart 2005

Winterheliotropen en ander hoefblad

De late strenge vorst en het dikke sneeuwpakket heeft abrupt een einde gemaakt aan de bloei van onze winterheliotroop. Maar zijn zusjes en broertjes, de mannelijke en vrouwelijke planten van het wit hoefblad, hebben hun dikke knoppen weer geopend, net nog tussen het bladerdek. Over de naamgeving van deze soorten heerst veel verwarring. Hieronder volgt het voorlopige resultaat van mijn zoektocht naar de juiste benaming van een hoefbladsoort die ik al jaren in de tuin heb staan.

Petasites albus mannetje

Het begon allemaal meer dan tien jaar geleden. Onze vroegere collega cactuskweker en goede vriend Andries Bulthuis uit Cothen gaf Deyke en mij in het voorjaar altijd de gelegenheid om uit zijn prachtige tuin stinzenplanten te oogsten. Met kratjes vol met moeizaam uit zijn grindpad gestoken daslook, mooie kerstrozen en allerlei kleuren longkruid kwamen we weer thuis. In het zelfde grindpad bij de entree van zijn huis had hij een bedje Japans Hoefblad staan welke zich in het vastgelopen substraat voor zijn doen bijzonder netjes gedroeg. Onder de grote notenboom stond een mooi veld met een wit bloeiend hoefblad. Bulthuis vertelde mij dat dit het Sneeuwwit Hoefblad (Petasites niveus) was. Als je al zou twijfelen aan zijn nomenclatorische kennis dan zou je het niet durven uit te spreken door de stelligheid waarmee Bulthuis zijn plantennamen presenteert. Dit is dan ook de reden dat ik ondanks mijn gereden twijfel jarenlang de plant onder deze naam heb aangeboden en toegepast. Toch ging de zoektocht naar de naam verder. Er waren sterk vergelijkbare planten in omloop onder de naam Petasites albus, het Wit Hoefblad, zoals te zien op een foto in het Stinzenplantenboek van Bakker en Boeve maar deze zou volgens opgave sterk woekeren. Dat deed onze plant niet. De groei was sterk maar woekeren zoals het Groot en het Japans Hoefblad, dat niet. We lieten de plant zien aan Herman van Beusekom, van de Bloemenhoek in de Bilt. Hij dacht dat het wel zou kunnen gaan om Petasites paradoxus, volgens Europese flora’s een synoniem van P.niveus, maar de afbeeldingen hiervan klopten niet met onze plant. Ook Dick Ploeger, eveneens uit de Bilt, kon mij geen helderheid verschaffen. Ik had ooit onder de naam P.albus een plant van hem gezien en die was toch duidelijk anders, althans op mijn netvlies. Dan dus maar alles verzamelen wat er te verzamelen was aan hoefbladen.

Bij een bezoek aan de tuinen van Mien Ruys kaart ik het probleem aan bij Dirk Jan Koning. Ook hij kan mij niet helpen maar geeft mij een stekje van een ander vroegbloeiend hoefblad , de Winterheliotroop (Petasites fragrans). De waarschuwing dat hij slecht winterhard is maar wel vreselijk kan woekeren neem ik voor kennisgeving aan.


Petasites fragrans

Tijdens vakantie in Italië zien we regelmatig hoefblad in de wegberm. Het wetenschappelijke onderzoek gebruik ik als excuus om een paar stekjes uit te graven en mee te nemen. In de nazomer 2002 gaan we voor vrienden hun tuin in Lenk, Zwitserland aanleggen. Zij hadden in het bos foto’s gemaakt van een hoefblad met hoge witte pluizige vruchtstand. Dit moest dan toch de echte Petasites paradoxus zijn. In het bos vinden we langs de beek massaal hoefbladblad. Het lijkt allemaal veel op ons hoefblad en niet zoals voor P.paradoxus kenmerkend is dicht sneeuwwit viltig aan de onderzijde. Ook hier graven we een paar stukjes wortelstok uit.
De winterheliotroop had zich inmiddels gevestigd tussen de bestrating rond ons huis maar de knoppen bevroren. Alle witte hoefbladen stonden gebroederlijk op rij langs de slootkant uitgeplant. Als eerste een bedje van de plant die we onder de naam P.albus uit de handel hadden. Daarna volgen de planten uit Italië en Zwitserland en de rij wordt gesloten door de oude Bulthuis kloon. Alle vier kwamen vorige winter in bloei. De bloeiwijzen worden onder de binoculair gelegd op zoek naar verschillen.

Nu weten wij van het Groot Hoefblad dat dit een tweehuizige plant is. Dit wil zeggen dat er aparte mannelijke en aparte vrouwelijke planten zijn. In de Oecologische Flora lezen we er nog wat meer over. Hierbij staat ook vermeld dat de mannelijke planten aan de rand van hun bloemhoofdjes, ze behoren tot de Asterfamilie, één of enkele vrouwelijke bloemetjes hebben zitten die snel verwelken voordat ze zaad kunnen zetten. De bloemhoofdjes van de vrouwelijke planten bevatten enkele steriele mannelijke bloempjes die als nectar leverancier functioneren. Ook bloeien de vrouwelijke planten meestal iets later dan de mannelijke. De verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke bloeiwijzen zijn zo groot dat zelf Linnaeus in verwarring werd gebracht en uitging van twee verschillende soorten.
Hoe zit dit nu bij de witte hoefbladen aan mijn slootkant: hetzelfde dus!
Tussen de planten uit Zwitserland, Italië en die van Bulthuis is er weinig verschil. Bulthuis bloeit het eerste, Italië is wat dikker in zijn bloeiwijze. Het zijn alle drie mannelijke planten met in de bloemhoofdjes duidelijke mannelijke vijfslippige buisbloemetjes. Aan de rand van de hoofdjes zitten tegen de omwindselbladeren enkele dunnen draadachtige vrouwelijke bloemen. De plant die mij via de vijverplantenhandel had bereikt is een dame met een omwindsel vol met draaddunne bloemetjes en in het midden enkele heren als gezelschap. De bloeiwijze oogt veel fijner dan die van de mannelijke planten en is ook duidelijk later. Maar alle vier reken ik nu definitief tot de soort Wit Hoefblad (Petasites albus). Dankzij het feit dat ik nu de mannen met een vrouwtje heb samengebracht, verlengden de vrouwelijke bloeiwijzen zich afgelopen jaar en produceerden volop vruchtpluis. De eerste zaailingen heb ik al gevonden. Ik ben gewaarschuwd.

Petasites albus vrouwtje


De Winterheliotroop heeft afgelopen maand zich ook laten zien en ruiken. Alle warme plaatsjes rond ons huis heeft hij veroverd. Al half december kwamen de licht lilaroze bloemen te voorschijn. Sommigen overleefden de eerste vorst niet en werden bruin maar in januari kwamen er weer volop nieuwe trossen tevoorschijn. De zachte vanillegeur om de plant lokte de vroegste bijen en op een vaasje in de keuken genoten wij er ook nog van. In de bloemhoofdjes zitten talrijke mannelijke bloemen die wit uitkomen en naar donker lilaroze verbloeien. Langs de rand zitten een aantal witte spatelvormige vrouwelijke bloemen, die waarschijnlijk ook geen belangrijke functie hebben. Ik ben dus benieuwd naar een vrouwelijke plant met enkele mannelijke bloemen! Ondanks zijn woekerdrift en vorstgevoeligheid ben ik deze soort zeer gaan waarderen en zal hem waar het kan op bescheiden schaal gaan toepassen.















detail Winterheliotroop

Een overzicht van de belangrijkste hoefbladsoorten:

Petasites komt van het Griekse woord petasos wat staat voor een hoed met een brede rand. Op internet vond ik een afbeelding van een Aziatische vrouw met een hoefblad op haar hoofd tegen de regen.
Petasites albus: Wit Hoefblad, Midden en Zuid Europa, bossen in bergland; stinzenplant in Nederland
Bladeren rond met getande lobben, lichtgroen, aan de onderzijde licht viltig behaard, bloeit in februari-maart, bloeiwijzen tot 30 cm hoog, wit met lichtgroene schutblaadjes aan de bloeisteel. Zodenvormende soort zonder lange uitlopers.
Petasites fragrans: Winterheliotroop, Zuid Europa, stenige plaatsen, ruderaal terrein
De vroegste winterbloeier, al in december, met lilaroze geurende bloeiwijzen tot 30 cm hoog. Bladeren rond, donkergroene. Sterke uitlopers vormend, beperkt winterhard in Nederland


Petasites hybridus

Petasites hybridus: (syn.P.officinalis) Groot Hoefblad, heel Europa en Noord en West Azie van oevers en moeraszones op rijke grond
Zeer grote bladeren tot ruim 1 meter hoog, bloemen rose-purper, 30 tot 60 cm hoog, sterke woekeraar met lange ondergronds uitlopende rhizomen.
Petasites japonicus: Japans Hoefblad, Oost Azie, Japan, Sachalin, beek en rivieroevers, Stinzenplant in Nederland
Grote ronde bladeren tot 100 cm doorsnee en ruim 1 m. hoog. Bloeiwijze in een lage compacte rozet van schutblaadjes, groengeel. Bloeiend in maart-april. Prachtige maar sterk woekerende soort met ondergrondse kruipende wortelstok. In de cultuur is hoofdzakelijk de selectie ‘Giganteus’ bekend, de naam zegt genoeg!


Petasites japonicus 'Giganteus'

Naar de volgende soorten ben ik op zoek, wie kan mij er aan helpen?
Petasites paradoxus: (syn.P.niveus), Alpen en Pyreneeën, van beeklopen en vochtige bergbossen op kalk
Bladeren spits hartvormig met witviltige onderzijde, bloeiwijze bleekgroen met rode schutblaadjes, tot 30 cm, bloemen roodachtig omwindsel met wit, bloeiwijze na bestuiving hoog uitgroeiend met dichte witte pluishoofdjes met een donker hart
Petasites spurius: Scandinavië, Rusland uit vochtige duingebieden
Bladeren breed vijfkantig, bloeiwijze grijswollig met lange schutblaadjes, bloemkleur, geelwit tot helgeel
Petasites radiatus (syn.P.laevigatus), Rusland, natte plaatsen, gele bloeiwijze
En uit Amerika komen Petasites saggitatus, Petasites frigidus, Petasites palmatus

Het Nederlandse Klein Hoefblad (Tussilago farfara) is wel verwant aan Petasites maar hoort tot een ander geslacht.

dinsdag 25 januari 2005

Wilde Weelde-Vibatuin


Deze week zijn we begonnen met het aanleggen van een demonstratietuin bij de Viba-expo te Den Bosch. De Viba is een permanente tentoonstelling van en voor leveranciers, constructeurs en architecten van duurzaam bouwen.
Met een groep collega's van De Wilde Weelde ben ik samen met mijn stagiair Ewald deze week aan de gang gegaan om van een kil tegelplein op een van de binnenplaatsen van de voormalige De Gruyter-fabriek om te toveren in een groene oase. Wij kunnen ons hier als vereniging presenteren aan belangstellenden. Deze week zijn we druk bezig met grondwerk, stapelmuren van hergebruik van aanwezig beton en een grote vijver. In een tweede week in maart zullen we ons gaan bezighouden met details zoals een insektenwal en mozaiekbestrating