maandag 17 mei 2004

Stinzenflora op Woondrecht

Nieuwe stinzentuin in Dordrecht

In Dordrecht vlak achter het station ligt de oude buitenplaats Weizigt. Het grootste gedeelte van dit landgoed is tegenwoordig een openbaar park. Naast het oude koetshuis bevindt zich het Dordse Natuureducatiecentrum met een mooie heemtuin en een spectaculaire amfibieënpoel. Het oude landhuis zelf biedt onderdak aan de woningbouwcoöperatie Woondrecht.
Bij dit kantoor is in 2002 een nieuwe tuin aangelegd. Het basisplan hiervoor is gemaakt door Tuinarchitectenbureau Eckhardt-Stapel. Een van de uitgangspunten voor dit plan is het aanbrengen van een natuurlijke beplanting die behoort bij de historische omgeving van het oude landhuis. Hierbij kwam een groep planten in beeld die worden aangeduid met de verzamelnaam: “Stinzenplanten”. In het voorjaar van 2003 werd ik benaderd om verder inhoud te gaan geven aan de inrichting van de beplanting en om een meer ecologisch gericht onderhoud voor het complex op te zetten. In de herfst van 2003 hebben we de aanwezige soorten herschikt en een groot aantal nieuwe stinzenplanten bijgeplant. De beplanting vormt nu een veel natuurlijker samenhang wat voor een goed ecologisch beheer een noodzaak. Daarnaast zijn er ook een composthoop en een takkenwal aangelegd om ook meer onderdak te kunnen bieden aan andere organismen.

Wat zijn Stinzenplanten?
Onder Stinzenplanten verstaan we planten die vroeger als sierplanten zijn aangeplant op buitenplaatsen, oude boerenhoeven en pastorietuinen en vervolgens zijn verwilderd en ingeburgerd. De naam Stinzenplant komt van het Friese woord “stins” wat een stenenhuis betekend. Deze versterkte woontorens werden na 1400 gebouwd op hogere met klei opgebrachte heuvels, motte’s genaamd en vaak voorzien van een gracht of omwalling. Na 1600 verviel de verdedigende functie van deze kasteeltjes en groeiden ze uit tot grotere en luxueuzere landhuizen.
Op de landgoederen die zo ontstonden werden veel sierplanten aangeplant en een deel daarvan vond hier een prima omgeving om zich definitief te vestigen. Het zijn vooral planten die van oorsprong uit het Midden-Europees bergland afkomstig zijn en die zich juist hier in de aangeplante loofbossen op de buitenplaatsen thuis voelen. De meeste soorten komen voor op kalkhoudende leemhoudende grond met een humusrijke bovenlaag. Het vochtgehalte is voornamelijk in het voorjaar hoog. In de zomer wordt de bodem droger en de lichtomstandigheden worden ongunstiger. De meeste stinzenplanten hebben dan ook hun hoofd groei en bloeiperiode in het voorjaar. Een extra ecologische bijzonderheid is dat veel van deze planten voor de verspreiding van hun zaden afhankelijk zijn van mieren en voor de kieming en hergroei een symbiose met bodemschimmels aangaan. Het juiste milieu is dus essentieel voor een blijvende vestiging.
De groep stinzenplanten bevat prachtige schaduwminnende vaste planten zoals voorjaarszonnebloem, maartsviooltje stengelloze sleutelbloem, aronskelk, akelei, salomonszegel, lelietjederdalen, donkere ooievaarsbek en breedbladig klokje. Daarnaast rekenen we bolgewassen zoals sneeuwklokjes, boshyacint en boerenkrokus tot de stinzenplanten en ook een aantal heesters zoals sneeuwbes, alpenbes en prachtframboos.
In Nederland vinden we de meeste stinzenplantenmilieus op buitenplaatsen in Friesland, Groningen, de duinstreek en langs de Utrechtse Vecht. Ook in ons rivierengebied zijn er landgoederen met stinzenplanten zoals bij de kastelen Neerrijnen, Brakel en Nederhemert. In Dordrecht is het parkbos Dordwijk bekend om zijn stinzenflora. Ongetwijfeld hebben op het oude landgoed Weizigt vroeger ook meerdere soorten gestaan, een restant hiervan, een groepje voorjaarshelmbloemen, hebben teruggevonden achter de oude oranjerie. Genoeg historische aanknopingspunten dus om de tuin van Woondrecht weer om te toveren in een Stinzenbiotoop.

De volgende stinzenplanten soorten hebben we op Woondrecht aangeplant:
Gevlekte dovenetel, Voorjaarszonnebloem, Salomonszegel, Lelietje-der-dalen, Donkere Ooievaarsbek, Vingerhoedskruid, Breedbladig Klokje, Italiaanse aronskelk, Stengelloze sleutelbloem, Echte Sleutelbloem, Wit hoefblad, Groot hoefblad, Maagdenpalm, Groene Ossetong, Gele dovenetel, Bosaardbei, Smeerwortel, Boshyacint, Sterhyacint, Sneeuwroem, Bosanemoon, Boerenkrokus, Knikkende Vogelmelk, Voorjaarshelmbloem, Daslook, Lenteklokje, Zomerklokje, Herfsttijloos, Alpenbes en Prachtframboos.
De komende jaren zal blijken welke soorten zich hier het beste thuis voelen en zich verder over het terrein gaan verspreiden. Ik zal voorlopig de nieuwe aanplant en het bijbehorende onderhoud verder begeleiden zodat deze zich kan ontwikkelen tot een natuurlijke rijk bloeiende stinzentuin.

Meer informatie:
Piet Bakker en Evert Boeve: Stinzenplanten, Natuurmonumenten (1985)
Woondrecht, Van Baerleplantsoen 26, Dordrecht, www.woondrecht.nl

zondag 16 mei 2004

Ook Groene kikkers in je tuinvijver?

Voor mij is er geen boeiender diergroep in mijn vijvers dan de amfibieën. Al mijn eigen vijvers zijn zo ingericht dat met vooral kikkers, padden en salamanders zich hier optimaal in thuis voelen en tot voortplanting komen. Op dit moment, begin mei, krioelt het water al van de larven van de bruine kikker en de gewone pad en overal tussen de waterplanten wapperen mannetjes salamanders met hun staarten geursporen naar geïnteresseerde wijfjes die hun eerste eitjes al hebben afgezet tussen de blaadjes van de waterviolier.
De afgelopen week zijn de eerste groene kikkers met hun concerten begonnen. Vanuit de verschillende vijvers in de omgeving komt een groot deel van de volwassen dieren samen in de grote vijver die als concertzaal dienst doet. De hele buurt kan de komende weken meegenieten van dit spektakel. Het zal dan ook niet zolang meer duren of er verschijnen ook van de groene kikker eiklompjes tussen de waterplanten.

Willen we tuinvijvers aantrekkelijk maken voor kikkers, padden en salamanders dan moeten deze aan een aantal voorwaarden voldoen. De vijver moet zonnige ondiepe gedeelten hebben die lekker opwarmen voor eiafzetting en larvale ontwikkeling, een dieper gedeelte voor overwintering, een rijke begroeiing van oevervegetatie en onderwaterplanten en liefst geen vis. Padden en bruine kikkers zijn vooral landdieren die alleen tijdens de voortplanting het water opzoeken. Ook salamanders zijn de meeste maanden van het jaar op het land. Zij verlangen een tuin met veel schuilgelegenheid zoals bladhopen, takkenrillen, puinstapels en een weelderige begroeiing. Hiertussen zoeken ze naar hun voedsel en vinden ze overwinteringplaatsen. Een te netjes opgeruimde tuin is dan ook geen ideaal amfibieënbiotoop.


gewone pad en bruine kikker

In onze tuinen en tuinvijvers komen een aantal amfibieënsoorten algemeen voor.
De gewone pad ( Bufo bufo) vinden we overal in het land. Hij leeft in beschaduwde tuinen met veel schuilgelegenheid. De pad gaat in de schemering op jacht naar insecten en andere ongewervelden. Vroeg in het voorjaar zoekt hij voor de paring het water op. De eieren worden in lange eiersnoeren vastgezet aan onderwaterplanten.
De bruine kikker (Rana temporaria) is een dier van vochtige weilanden, natte bossen en struwelen, bosrijke parken en tuinen. Net als de gewone pad komt hij alleen voor de paring naar het water. Grote klompen kikkerdril worden in maart afgezet in de oevervegetatie van sloten en plassen.
De groene kikker is het meest een waterdier. Jaarrond is hij te vinden in en rond het water. Hij overwintert vaak onder water en komt in maart weer te voorschijn. Bij mooi weer in april en mei komen de mannetjes in grote groepen tezamen om koren te vormen. De vrouwtjes benaderen deze mannenkoren en worden door de sterkste mannetjes omklemt. Het paar zoekt vervolgens de oeverzone op waar eiklopjes in de waterplanten worden afgezet. We onderscheiden in Nederland drie verschillende groene kikkers: de poelkikker (Rana lessonae), de meerkikker (Rana ridibunda) en de middelste groene kikker (Rana kl. esculenta).

poelkikker
De poelkikker vinden we vooral in het oosten en zuiden van het land waar de soort leeft in kleinere wateren, sloten en vennen. De grotere meerkikker is een soort van het meer open water in het westen van het land, langs rivieren en plassen. De middelste groene kikker is een complexe kruising van beide soorten en het minst kieskeurig wat betreft het leefgebied. Vooral deze treffen we aan in onze tuinvijvers. Het onderscheid tussen de soorten is voor een leek moeilijk te herkennen en vereist enige ervaring.


kleine watersalamander en alpenwatersalamander
Van de salamanders treffen we in vijvers vooral de kleine watersalamander (Triturus vulgaris) aan. In het zuiden van ons land vinden we regelmatig de alpenwatersalamander (Triturus alpestris) in tuinvijvers. Deze fascinerende dieren zoeken vaak al vroeg, februari/maart het voortplantingswater op. Ze leven hier van allerlei kleine waterbeestjes zoals watervlooien. Het baltsgedrag waarbij de mannetjes met hun staart feromonen naar de vrouwtjes wapperen is vanaf half april vooral ‘s avonds met een zaklamp goed waarneembaar. De vrouwtjes worden hierdoor tot reactie aangezet om uiteindelijk een door het mannetje afgezette spermatofoor op te nemen. Vervolgens zetten de vrouwtjes één voor één de eitjes af tussen een dubbelgevouwen waterplantenblad.
Naast deze algemenere soorten kennen we nog negen andere soorten amfibieën in Nederland. De meeste hiervan zijn kieskeuriger in hun leefomgeving en zijn daarom veel zeldzamer.



vinpootsalamander en kamsalamander
De kamsalamander (Triturus cristatus) vinden we sporadisch in het zuiden, midden en oosten van ons land in poelen en kleine visarme wateren. De vinpootsalamander (Triturus helveticus) komt nog voor in Brabant en Limburg.




vuursalamander en heikikker
De vuursalamander (Salamandra salamandra) komt nog voor in de Zuid-Limburgse hellingbossen en mogelijk nog op een enkele plaats in het oosten. De heikikker (Rana arvalis) vinden we op natte heidevelden, vennen en hoogvenen in het zuiden, oosten en noorden van Nederland en sporadisch ook in de laagveengebieden in het westen. De rugstreeppad (Bufo calamita) is een pionier van de duinen, rivierengebied en de zandgronden. Hij duikt regelmatig op op nieuwe opgespoten terreinen, in nieuwe woonwijken en industriegebieden. Zodra de dynamiek voorbij is verdwijnt hij vaak weer.


rugstreeppad en knoflookpad
De boomkikker (Hyla arborea) kwam vroeger in het kleinschalige landschap van zuid en oost Nederland algemeen voor. Na bijna uitgestorven te zijn geweest breidt de populatie, dankzij uitgebreide beschermingsmaatregelen en herinrichting van het leefgebied, weer enigszins uit. De knoflookpad (Pelobates fuscus) komt zeer zeldzaam nog voor in de stroomdalen van de rivieren en beken in het oosten en zuiden van het land. Door zijn verborgen levenswijze wordt deze pad zelden waargenomen. De vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) en de geelbuikvuurpad( Bombina variegata) komen alleen voor in Zuid-Limburg. Er resten nog slechts enkele populaties van deze soorten waardoor ze als ernstig bedreigt te boek staan.

boomkikker en geelbuikvuurpad

vroedmeesterpad

Alle soorten inheemse amfibieën zijn bij wet beschermt, ook de algemene. Het is dus verboden om ze te vangen en weer uit te zetten in een tuinvijver. Daarnaast heeft dat ook vrijwel geen zin. Volwassen dieren trekken na overplaatsing doorgaands weer weg. Om kikkers, padden en salamanders in een tuinvijver te krijgen hoeven we slechts te zorgen voor een goede leefomgeving. Bijna overal zitten de algemenere soorten wel ergens in de buurt. Is de vijver en de
omliggende tuin geschikt dan vinden ze die snel genoeg.

Door versnippering van hun leefgebied zijn veel van onze amfibieën bedreigd. Gelukkig komt er langzamerhand het besef dat juist de amfibieën indicatoren zijn van een gezond milieu en een rijkere natuur. Herscheppen van nieuwe natuur en het weer terugbrengen van kleinschalige landschapselementen zoals poelen en houtwallen kunnen plaatselijke populaties weer een grote impuls geven. Ook voor de algemenere soorten kunnen tuinvijvers als minibiotoopjes een bijdrage leveren in een ecologische verbindingszone. Zelf ben ik actief binnen RAVON, (Reptielen, Amfibieën en Vissen onderzoek Nederland) en ik monitor o.a. een aantal poelen in Twente met kamsalamanders en kleine watersalamanders. Daarnaast leg ik steeds meer poelen en natuurvijvers aan bij particulieren met amfibieën als hoofdbewoners. Ik hoop zo mijn eigen steentje te kunnen bijdragen aan het overleven van deze fascinerende diergroep in Nederland.

Meer weten?
A.en C.Nollert, Amfibieëngids van Europa, Tirion 2001
Stichting RAVON, Postbus 1413, 6501 BK Nijmegen www.ravon.nl