zaterdag 27 november 2004

Adderwortels en andere duizendknopen

Adderwortels en andere Duizendknopen



Een van mijn favoriete nazomer planten is de Stengelomvattende Duizendknoop, Persicaria amplexicaule. Nu, begin november staat deze plant op verschillende plaatsen in mijn tuin nog in bloei met zijn opvallende rode aren. De soort komt van nature voor op bergweiden en in kreupelhout in de Himalaya en is verwant aan onze inheemse Adderwortel, Persicaria bistorta.

Namen
De naamgeving van de Duizendkopen heeft de laatste jaren voor enige verwarring gezorgd. Linnaeus beschreef de geslachten Polygonum (= veel knopen) en Persicaria (= perzikkruid) al in 1735. De naam Persicaria verdween lange tijd weer van het toneel en de meeste soorten werden onder het geslacht Polygonum bijeen gebracht. Rond 1990 werden de verschillende groepen Duizendknopen weer gescheiden en enkele oude geslachtsnamen werden weer van stal gehaald. De klimmende soorten zoals de bekende Bruidssluier en de inheemse Zwaluwtong vormen nu het geslacht Fallopia. De grote Aziatische Duizendknopen, die overal in Europa verwilderd zijn kregen aanvankelijk de naam Reynoutria maar worden nu ook onder Fallopia geschaard. De meeste andere soorten uit onze eigen flora vallen nu weer onder Persicaria behalve het kleine Varkensgras, die is Polygonum aviculare blijven heten. Voor de meeste andere soorten die wij in tuinen tegenkomen inclusief onze inheemse adderwortel werd de geslachtsnaam Bistorta weer uit de mottenballen gehaald maar nu luisteren ze ook naar de naam Persicaria. Helaas is de verandering nog niet overal in catalogi en sortimentslijsten doorgevoerd. Uiteraard zijn dit soort veranderingen voor veel tuinliefhebbers alleen maar verwarrend. Het is echter onontkoombaar dat door nieuwe inzichten en technieken, zoals o.a. DNA-analyse, zulke herindelingen plaats zullen vinden. Ik zal erkennen dat ik in tegenstelling tot menige tuinliefhebber wel smul van taxonomische discussies en veranderingen. Er staat ons nog veel moois te wachten!

Adderwortels in de tuin



De echte Adderwortel, Persicaria bistorta, dankt zijn naam aan de typische kronkelende wortelstok die aan de slang deed denken. Volgens de signatuurleer werd deze plant dan ook medicinaal gebruikt tegen slangebeten. Persicaria bistorta komt in Europa in het wild voor in vochtige weilanden en bergweiden. Het is een sterke groeier met zuringachtige bladeren vanuit de kruipende wortelstok. De hoge roze bloeiaren verschijnen in mei en worden graag door bijen en andere insekten bevlogen. In de tuin kunnen we de soort gebruiken langs vijvers en oevers in een natuurlijke beplantingscombinatie met andere sterke oeverplanten zoals kattenstaart, dotters, heelblaadjes en watermunt.

De Stengelomvattende Duizendknoop, Persicaria amplexicaule, komt voor in de Himalaya. Uit de dikke wortelstok komen langwerpige ovale bladeren aan opgaande tot 1.5 m. hoge stengels. Aan de topvan de stengels en van de zijtakken verschijnen in de loop van de zomer de lange ijle bloeiaren, die tot diep in de herfst hun kleuren tonen. Er zijn de laatste jaren nogal wat selecties ontwikkeld. Kwekerij de Hessenhof voert maar liefst 11 rassen. Ik heb ze (nog) niet allemaal uitgeprobeerd maar een paar typen wil ik u niet onthouden.
Persicaria amplexicaule 'Album' heeft lange dunne aren met witte bloemen. Het blkad is ook lang en slank. Een dankbare bloeier voor half schaduw maar niet zo in het oog springend als de volgende.
Persicaria amplexicaule 'Firetail', 'Taurus' en 'Speciosum'zijn de bekendste hoge typen met donkerrode aren. Krachtige planten die geen zwakke broeders, maar ook geen onkruid naast zich tolereren.



Persicaria amplexicaule 'Rosea' is veel subtiler met zijn dunne opgaande lichtrose aren. De bloei is zeer lang.
Persicaria amplexicaule 'Inverleight' is zeer bruikbaar ook voor kleinere perken en tuinen. De totale plant wordt zo'n 50 tot 60 cm hoog met kleinere ovale bladeren aan opgaande stengels. De aartjes zijn mooi donkerrood en de plant bloeit heel goed na tot in december.

Naast deze twee belangrijke soorten zijn er voor de liefhebber een aantal andere adderwortels verkrijgbaar zoals Persicaria macrophyllum, P.milletii en P.paleaceum. Stuk voor stuk mooie soorten voor vochtige wat venige bodem.

Veel meer een Duizendknoop is de hoge Persicaria virginiana (Syn.P.filiformis) Aan de hoge opgaande stengels zitte ovaalronde bladeren vaak met een paar donkere vlekken. De ragfijn lange donkerrode aren bloeien de hele nazomer. De plant zaait bij mij behoorlijk uit maar echt erg vind ik dat niet bij zoiets moois. En dan heb je nog de grote maar niet woekerende Persicaria polymorpha. Tot manshoge stengels met cremewitte bloempluimen. Prachtige plant voor ruime borders in de halfschaduw!



Voor wie veel ruimte in een wilde tuin is Persicaria campanulata een mooie plant. De tot 1.50 cm hoge stengels bloeien in de nazomer met trossen kleine rose klokvormige bloemen. De plant heeft wel de neiging om om te vallen. In juni de opgaande stengels een stuk terug knippen geeft stevigere en wat latere bloeiende stengels.

Ook zijn er binnen het geslacht lage bodembedekkende soorten zoals Persicaria affine, een al zeer oude bekende tuinplant met kruipende stengels en 20 cm hoge rozerode bloeiaren. De echte vaste plantenliefhebber haalt inmiddels zijn neus op voor zoiets gewoons maar dat is niet terecht. Persicaria affine is een sterke en rijkbloeiende bodembedekker. Ook de nog lagere Persicaria vaccinifolia met zijn kleine blaadjes en korte bloemaartjes is nog steeds een plaatsje in het sortiment waard.



Als laatste nieuwigheid in het sortiment noem ik nog Persicaria kahil. Deze soort is door Hans Kramer van de Hessenhof geintroduceerd. Het is een mooie lage bodembedekker met stevige wat leerachtige blaadjes en creme bloemtrosjes.

zondag 17 oktober 2004

Bostuin in Belgie

Een jaar geleden zijn wij gestart met de aanleg van een bostuin bij een villa in Belgie. Het voorliggende half jaar had ik in samenspraak met de opdrachtgever het plan uitgewerkt voor deze tuin. Oorspronkelijk was het perceel deel van een grove dennen bos, aangeplant voor de mijnbouw. Het opengekapte bos bood nu plaats aan een woonwijk met grote huizen en bijbehorende tuinen.
Mijn opdrachtgever wilde graag voor zijn tuin de bosrijke omgeving als uitgangspunt nemen. Daarbij hoefde ik me niet te beperken tot het gebruik van uitsluitend inheemse planten als er maar een natuurlijk geheel zou ontstaan waarin veel ruimte was voor dierenleven. De hoge dennenbomen waren grotendeels in slechte conditie en besloten werd tot aanplant van nieuwe voornamelijk inheemse loofbomen en heesters om in de toekomst de dennen te vervangen. Ook het toevoegen van water was een wens van de opdrachtgever. Daarnaast moest de beplanting jaarrond iets te bieden hebben aan kleur en structuur.

In het ontwerp heb ik gekozen voor een parkachtige vormgeving waarbij de grote vijver in de achtertuin als een bospoel rond het huis is komen te liggen. De schelpenpaden slingeren in een grote rondgang door de tuin. De onstane plantvakken zijn voorzien van bladverliezende bomen en heesters en groenblijvende wilde Rhododendrons en hulsten. Het middenperk in de voortuin is gereserveerd voor zonminnende vlinderlokkende vaste planten. Het middenperk rond de vijver in de achtertuin voor robuuste structuurrijke vaste planten. Als onderbegroeing voor en onder de heesters zijn vooral stinze planten gekozen, aangevuld met andere botanisch interessante bosplanten van het Noordelijk Halfrond.
In september 2003 starte de aanleg. Hierbij heb ik de diensten ingeroepen van een drietal bedrijven waar ik graag mee samenwerk. De technische aanleg werd uitgevoerd door mede Wilde- Weelde lid Giel van der Palen (www.gielvanderpalen.nl). De vijver werd terplaatse gelast van 2 mm polyethyleenplaten door Pauli vijvertechniek (www.vijvertechniek-online.com). De watervoorziening werd aangelegd door DVC-beregeningen (www.dvcberegening.nl). Zelf nam ik de coordinatie en het inplantwerk op me.


Inmiddels is de beplanting flink aangeslagen. Ook de oude Blauwe Regens die nog aanwezig waren zijn op hun nieuwe plaats weer aan de groei. Giel heeft hiervoor een aantal dikke ruwe acacia-stammen ingegraven ter vervanging van de oude pergola. De vijver was snel ingenomen door de daar voorkomende alpenwatersalamanders en deze hebben flink wat eieren kunnen afzetten in de nog jonge onderwatervegetatie. Ook groene kikkers hadden de vijver snel ontdekt. Eekhoorns en veel vogelsoorten scharrelen rond tussen de beplanting en in de takkenwal die we voor de oude laurierkershaag hebben aangebracht.


De opdrachtgever zelf heeft deze zomer samen met zijn eigen tuinman de handen al flink uit de mouwen gestoken om het onkruid in de nieuwe beplanting onder de knie te krijgen. Ze werden ondersteund door een van Giel's hoveniers en door ondergetekende. Het komend jaar zullen de vaste planten gaan sluiten en de heesters wat sterker gaan groeien zodat er een evenwichtiger beeld zal gaan ontstaan. Ik verheug me op het komende groeiseizoen!

maandag 11 oktober 2004

Heikikkers en modderkruipers


Vandaag ben ik voor de tweede keer dit jaar met mijn Ravon-collega Andre v.d. Berg in het Pompveld wezen monitoren en ik heb mijn eerste Grote Modderkruiper gevangen!
Het was vandaag een prachtige nazomerdag in het oude griendcomplex 'Het Pompveld'. Dit natuurgebied van het Brabants Landschap ligt centraal in het Land van Altena. Het bestaat uit een groot aantal natte weiden, populierenbossen, grienden, een oude eendekooi en meidoornbosjes doorsneden door watergangen, sloten en kades. De fauna is bijzonder rijk en alle belangrijke poldervissoorten komen hier voor. Daarnaast is het ��n van de twee plaatsen in het Land van Altena waar nog de Heikikker voor komt. Deze soort vinden we in onze strakke kleipolders nog slechts daar waar al eeuwen lang kleinschalige natte griend en weidepercelen zijn met wat veen in de ondergrond. Het zijn absolute cultuurvlieders en ze zijn dan ook door de schaalvergroting in de landbouw sterk achteruit gegaan. Ook vandaag, hoewel al laat in het seizoen hebben we diverse exemplaren van deze prachtige kikker waargenomen.



Daarnaast heb ik mijn kennis over poldervissen danig kunnen uitbreiden. We hebben de meeste belangrijke soorten waargenomen. Typerend zijn zeelt, tiendoornige stekelbaars, kroeskarper, baars, voorns en de leuke kleine modderkruiper. Het spectaculairst is de Grote Modderkruiper, een sterk bedreigde vissoort met Europese bescherming. Andre heeft veel onderzoek gedaan naar het voorkomen hiervan in onze streek. De gebieden waar deze vis nog aanwezig is krijgen nu extra aandacht binnen de ecologische hoofdstructuur. Het is te hopen voor de toekomst dat door een juist beheer en uitbreiding van het biotoop deze prachtige vis weer in meer wateren te vinden zal zijn.

zondag 3 oktober 2004

Nieuwe stinzentuin in Dordrecht

In Dordrecht vlak achter het station ligt de oude buitenplaats Weizigt. Het grootste gedeelte van dit landgoed is tegenwoordig een openbaar park. Naast het oude koetshuis bevindt zich het Dordse Natuureducatiecentrum met een mooie heemtuin en een spectaculaire amfibieënpoel. Het oude landhuis zelf biedt onderdak aan de woningbouwcoöperatie Woonbron.
Bij dit kantoor is in 2002 een nieuwe tuin aangelegd. Het basisplan hiervoor is gemaakt door Tuinarchitectenbureau Eckhardt-Stapel. Een van de uitgangspunten voor dit plan is het aanbrengen van een natuurlijke beplanting die behoort bij de historische omgeving van het oude landhuis. Hierbij kwam een groep planten in beeld die worden aangeduid met de verzamelnaam: “Stinzenplanten”. In het voorjaar van 2003 werd ik benaderd om verder inhoud te gaan geven aan de inrichting van de beplanting en om een meer ecologisch gericht onderhoud voor het complex op te zetten. In de herfst van 2003 hebben we de aanwezige soorten herschikt en een groot aantal nieuwe stinzenplanten bijgeplant. De beplanting vormt nu een veel natuurlijker samenhang wat voor een goed ecologisch beheer een noodzaak. Daarnaast zijn er ook een composthoop en een takkenwal aangelegd om ook meer onderdak te kunnen bieden aan andere organismen.

Wat zijn Stinzenplanten?
Onder Stinzenplanten verstaan we planten die vroeger als sierplanten zijn aangeplant op buitenplaatsen, oude boerenhoeven en pastorietuinen en vervolgens zijn verwilderd en ingeburgerd. De naam Stinzenplant komt van het Friese woord “stins” wat een stenenhuis betekend. Deze versterkte woontorens werden na 1400 gebouwd op hogere met klei opgebrachte heuvels, motte’s genaamd en vaak voorzien van een gracht of omwalling. Na 1600 verviel de verdedigende functie van deze kasteeltjes en groeiden ze uit tot grotere en luxueuzere landhuizen.
Op de landgoederen die zo ontstonden werden veel sierplanten aangeplant en een deel daarvan vond hier een prima omgeving om zich definitief te vestigen. Het zijn vooral planten die van oorsprong uit het Midden-Europees bergland afkomstig zijn en die zich juist hier in de aangeplante loofbossen op de buitenplaatsen thuis voelen. De meeste soorten komen voor op kalkhoudende leemhoudende grond met een humusrijke bovenlaag. Het vochtgehalte is voornamelijk in het voorjaar hoog. In de zomer wordt de bodem droger en de lichtomstandigheden worden ongunstiger. De meeste stinzenplanten hebben dan ook hun hoofd groei en bloeiperiode in het voorjaar. Een extra ecologische bijzonderheid is dat veel van deze planten voor de verspreiding van hun zaden afhankelijk zijn van mieren en voor de kieming en hergroei een symbiose met bodemschimmels aangaan. Het juiste milieu is dus essentieel voor een blijvende vestiging.

De groep stinzenplanten bevat prachtige schaduwminnende vaste planten zoals voorjaarszonnebloem, maartsviooltje stengelloze sleutelbloem, aronskelk, akelei, salomonszegel, lelietjederdalen, donkere ooievaarsbek en breedbladig klokje. Daarnaast rekenen we bolgewassen zoals sneeuwklokjes, boshyacint en boerenkrokus tot de stinzenplanten en ook een aantal heesters zoals sneeuwbes, alpenbes en prachtframboos.
In Nederland vinden we de meeste stinzenplantenmilieus op buitenplaatsen in Friesland, Groningen, de duinstreek en langs de Utrechtse Vecht. Ook in ons rivierengebied zijn er landgoederen met stinzenplanten zoals bij de kastelen Neerrijnen, Brakel en Nederhemert. In Dordrecht is het parkbos Dordwijk bekend om zijn stinzenflora. Ongetwijfeld hebben op het oude landgoed Weizigt vroeger ook meerdere soorten gestaan, een restant hiervan, een groepje voorjaarshelmbloemen, hebben teruggevonden achter de oude oranjerie. Genoeg historische aanknopingspunten dus om de tuin van Woondrecht weer om te toveren in een Stinzenbiotoop.

Italiaanse aronskelk
Stengelloze sleutelbloem
Sneeuwklokje

De volgende stinzenplanten soorten hebben we op Weizigt aangeplant:
Gevlekte dovenetel, Voorjaarszonnebloem, Salomonszegel, Lelietje-der-dalen, Donkere Ooievaarsbek, Vingerhoedskruid, Breedbladig Klokje, Italiaanse aronskelk, Stengelloze sleutelbloem, Echte Sleutelbloem, Wit hoefblad, Groot hoefblad, Maagdenpalm, Groene Ossetong, Gele dovenetel, Bosaardbei, Smeerwortel, Boshyacint, Sterhyacint, Sneeuwroem, Bosanemoon, Boerenkrokus, Knikkende Vogelmelk, Voorjaarshelmbloem, Daslook, Lenteklokje, Zomerklokje, Herfsttijloos, Alpenbes en Prachtframboos.
De komende jaren zal blijken welke soorten zich hier het beste thuis voelen en zich verder over het terrein gaan verspreiden. Ik zal voorlopig de nieuwe aanplant en het bijbehorende onderhoud verder begeleiden zodat deze zich kan ontwikkelen tot een natuurlijke rijk bloeiende stinzentuin.

Meer informatie:
Piet Bakker en Evert Boeve: Stinzenplanten, Natuurmonumenten (1985)
Woondrecht, Van Baerleplantsoen 26, Dordrecht, www.woonbron.nl

dinsdag 1 juni 2004

Een bloementuin in de polder

Aan de rand van Werkendam, met uitzicht op de polder heb ik een tuin ontworpen met een grote variatie aan beplanting. De voortuin ligt op het zonnige zuiden, de diepe achtertuin op het noorden. Doordat er voldoende zon over het huis komt kon hier achter het terras een kleurrijke bloementuin worden gemaakt. De beide zijden werden voorzien van fruitbomen, heesters en een bosrandbeplanting. In het achterste gedeelte van de tuin werd een moerasvijver van folie gemaakt die als poel moest dienen voor kikkers en salamanders. De randzone van de vijver werd beplant met inheemse flora.
De gehele tuin is door de eigenaren zelf onder mijn begeleiding in fases aangelegd en via mentorgardening heb ik de tuineigenaren ingewerkt in hun tuin. Het resultaat van hun inspanningen mag er zijn!

maandag 17 mei 2004

Stinzenflora op Woondrecht

Nieuwe stinzentuin in Dordrecht

In Dordrecht vlak achter het station ligt de oude buitenplaats Weizigt. Het grootste gedeelte van dit landgoed is tegenwoordig een openbaar park. Naast het oude koetshuis bevindt zich het Dordse Natuureducatiecentrum met een mooie heemtuin en een spectaculaire amfibieënpoel. Het oude landhuis zelf biedt onderdak aan de woningbouwcoöperatie Woondrecht.
Bij dit kantoor is in 2002 een nieuwe tuin aangelegd. Het basisplan hiervoor is gemaakt door Tuinarchitectenbureau Eckhardt-Stapel. Een van de uitgangspunten voor dit plan is het aanbrengen van een natuurlijke beplanting die behoort bij de historische omgeving van het oude landhuis. Hierbij kwam een groep planten in beeld die worden aangeduid met de verzamelnaam: “Stinzenplanten”. In het voorjaar van 2003 werd ik benaderd om verder inhoud te gaan geven aan de inrichting van de beplanting en om een meer ecologisch gericht onderhoud voor het complex op te zetten. In de herfst van 2003 hebben we de aanwezige soorten herschikt en een groot aantal nieuwe stinzenplanten bijgeplant. De beplanting vormt nu een veel natuurlijker samenhang wat voor een goed ecologisch beheer een noodzaak. Daarnaast zijn er ook een composthoop en een takkenwal aangelegd om ook meer onderdak te kunnen bieden aan andere organismen.

Wat zijn Stinzenplanten?
Onder Stinzenplanten verstaan we planten die vroeger als sierplanten zijn aangeplant op buitenplaatsen, oude boerenhoeven en pastorietuinen en vervolgens zijn verwilderd en ingeburgerd. De naam Stinzenplant komt van het Friese woord “stins” wat een stenenhuis betekend. Deze versterkte woontorens werden na 1400 gebouwd op hogere met klei opgebrachte heuvels, motte’s genaamd en vaak voorzien van een gracht of omwalling. Na 1600 verviel de verdedigende functie van deze kasteeltjes en groeiden ze uit tot grotere en luxueuzere landhuizen.
Op de landgoederen die zo ontstonden werden veel sierplanten aangeplant en een deel daarvan vond hier een prima omgeving om zich definitief te vestigen. Het zijn vooral planten die van oorsprong uit het Midden-Europees bergland afkomstig zijn en die zich juist hier in de aangeplante loofbossen op de buitenplaatsen thuis voelen. De meeste soorten komen voor op kalkhoudende leemhoudende grond met een humusrijke bovenlaag. Het vochtgehalte is voornamelijk in het voorjaar hoog. In de zomer wordt de bodem droger en de lichtomstandigheden worden ongunstiger. De meeste stinzenplanten hebben dan ook hun hoofd groei en bloeiperiode in het voorjaar. Een extra ecologische bijzonderheid is dat veel van deze planten voor de verspreiding van hun zaden afhankelijk zijn van mieren en voor de kieming en hergroei een symbiose met bodemschimmels aangaan. Het juiste milieu is dus essentieel voor een blijvende vestiging.
De groep stinzenplanten bevat prachtige schaduwminnende vaste planten zoals voorjaarszonnebloem, maartsviooltje stengelloze sleutelbloem, aronskelk, akelei, salomonszegel, lelietjederdalen, donkere ooievaarsbek en breedbladig klokje. Daarnaast rekenen we bolgewassen zoals sneeuwklokjes, boshyacint en boerenkrokus tot de stinzenplanten en ook een aantal heesters zoals sneeuwbes, alpenbes en prachtframboos.
In Nederland vinden we de meeste stinzenplantenmilieus op buitenplaatsen in Friesland, Groningen, de duinstreek en langs de Utrechtse Vecht. Ook in ons rivierengebied zijn er landgoederen met stinzenplanten zoals bij de kastelen Neerrijnen, Brakel en Nederhemert. In Dordrecht is het parkbos Dordwijk bekend om zijn stinzenflora. Ongetwijfeld hebben op het oude landgoed Weizigt vroeger ook meerdere soorten gestaan, een restant hiervan, een groepje voorjaarshelmbloemen, hebben teruggevonden achter de oude oranjerie. Genoeg historische aanknopingspunten dus om de tuin van Woondrecht weer om te toveren in een Stinzenbiotoop.

De volgende stinzenplanten soorten hebben we op Woondrecht aangeplant:
Gevlekte dovenetel, Voorjaarszonnebloem, Salomonszegel, Lelietje-der-dalen, Donkere Ooievaarsbek, Vingerhoedskruid, Breedbladig Klokje, Italiaanse aronskelk, Stengelloze sleutelbloem, Echte Sleutelbloem, Wit hoefblad, Groot hoefblad, Maagdenpalm, Groene Ossetong, Gele dovenetel, Bosaardbei, Smeerwortel, Boshyacint, Sterhyacint, Sneeuwroem, Bosanemoon, Boerenkrokus, Knikkende Vogelmelk, Voorjaarshelmbloem, Daslook, Lenteklokje, Zomerklokje, Herfsttijloos, Alpenbes en Prachtframboos.
De komende jaren zal blijken welke soorten zich hier het beste thuis voelen en zich verder over het terrein gaan verspreiden. Ik zal voorlopig de nieuwe aanplant en het bijbehorende onderhoud verder begeleiden zodat deze zich kan ontwikkelen tot een natuurlijke rijk bloeiende stinzentuin.

Meer informatie:
Piet Bakker en Evert Boeve: Stinzenplanten, Natuurmonumenten (1985)
Woondrecht, Van Baerleplantsoen 26, Dordrecht, www.woondrecht.nl

zondag 16 mei 2004

Ook Groene kikkers in je tuinvijver?

Voor mij is er geen boeiender diergroep in mijn vijvers dan de amfibieën. Al mijn eigen vijvers zijn zo ingericht dat met vooral kikkers, padden en salamanders zich hier optimaal in thuis voelen en tot voortplanting komen. Op dit moment, begin mei, krioelt het water al van de larven van de bruine kikker en de gewone pad en overal tussen de waterplanten wapperen mannetjes salamanders met hun staarten geursporen naar geïnteresseerde wijfjes die hun eerste eitjes al hebben afgezet tussen de blaadjes van de waterviolier.
De afgelopen week zijn de eerste groene kikkers met hun concerten begonnen. Vanuit de verschillende vijvers in de omgeving komt een groot deel van de volwassen dieren samen in de grote vijver die als concertzaal dienst doet. De hele buurt kan de komende weken meegenieten van dit spektakel. Het zal dan ook niet zolang meer duren of er verschijnen ook van de groene kikker eiklompjes tussen de waterplanten.

Willen we tuinvijvers aantrekkelijk maken voor kikkers, padden en salamanders dan moeten deze aan een aantal voorwaarden voldoen. De vijver moet zonnige ondiepe gedeelten hebben die lekker opwarmen voor eiafzetting en larvale ontwikkeling, een dieper gedeelte voor overwintering, een rijke begroeiing van oevervegetatie en onderwaterplanten en liefst geen vis. Padden en bruine kikkers zijn vooral landdieren die alleen tijdens de voortplanting het water opzoeken. Ook salamanders zijn de meeste maanden van het jaar op het land. Zij verlangen een tuin met veel schuilgelegenheid zoals bladhopen, takkenrillen, puinstapels en een weelderige begroeiing. Hiertussen zoeken ze naar hun voedsel en vinden ze overwinteringplaatsen. Een te netjes opgeruimde tuin is dan ook geen ideaal amfibieënbiotoop.


gewone pad en bruine kikker

In onze tuinen en tuinvijvers komen een aantal amfibieënsoorten algemeen voor.
De gewone pad ( Bufo bufo) vinden we overal in het land. Hij leeft in beschaduwde tuinen met veel schuilgelegenheid. De pad gaat in de schemering op jacht naar insecten en andere ongewervelden. Vroeg in het voorjaar zoekt hij voor de paring het water op. De eieren worden in lange eiersnoeren vastgezet aan onderwaterplanten.
De bruine kikker (Rana temporaria) is een dier van vochtige weilanden, natte bossen en struwelen, bosrijke parken en tuinen. Net als de gewone pad komt hij alleen voor de paring naar het water. Grote klompen kikkerdril worden in maart afgezet in de oevervegetatie van sloten en plassen.
De groene kikker is het meest een waterdier. Jaarrond is hij te vinden in en rond het water. Hij overwintert vaak onder water en komt in maart weer te voorschijn. Bij mooi weer in april en mei komen de mannetjes in grote groepen tezamen om koren te vormen. De vrouwtjes benaderen deze mannenkoren en worden door de sterkste mannetjes omklemt. Het paar zoekt vervolgens de oeverzone op waar eiklopjes in de waterplanten worden afgezet. We onderscheiden in Nederland drie verschillende groene kikkers: de poelkikker (Rana lessonae), de meerkikker (Rana ridibunda) en de middelste groene kikker (Rana kl. esculenta).

poelkikker
De poelkikker vinden we vooral in het oosten en zuiden van het land waar de soort leeft in kleinere wateren, sloten en vennen. De grotere meerkikker is een soort van het meer open water in het westen van het land, langs rivieren en plassen. De middelste groene kikker is een complexe kruising van beide soorten en het minst kieskeurig wat betreft het leefgebied. Vooral deze treffen we aan in onze tuinvijvers. Het onderscheid tussen de soorten is voor een leek moeilijk te herkennen en vereist enige ervaring.


kleine watersalamander en alpenwatersalamander
Van de salamanders treffen we in vijvers vooral de kleine watersalamander (Triturus vulgaris) aan. In het zuiden van ons land vinden we regelmatig de alpenwatersalamander (Triturus alpestris) in tuinvijvers. Deze fascinerende dieren zoeken vaak al vroeg, februari/maart het voortplantingswater op. Ze leven hier van allerlei kleine waterbeestjes zoals watervlooien. Het baltsgedrag waarbij de mannetjes met hun staart feromonen naar de vrouwtjes wapperen is vanaf half april vooral ‘s avonds met een zaklamp goed waarneembaar. De vrouwtjes worden hierdoor tot reactie aangezet om uiteindelijk een door het mannetje afgezette spermatofoor op te nemen. Vervolgens zetten de vrouwtjes één voor één de eitjes af tussen een dubbelgevouwen waterplantenblad.
Naast deze algemenere soorten kennen we nog negen andere soorten amfibieën in Nederland. De meeste hiervan zijn kieskeuriger in hun leefomgeving en zijn daarom veel zeldzamer.



vinpootsalamander en kamsalamander
De kamsalamander (Triturus cristatus) vinden we sporadisch in het zuiden, midden en oosten van ons land in poelen en kleine visarme wateren. De vinpootsalamander (Triturus helveticus) komt nog voor in Brabant en Limburg.




vuursalamander en heikikker
De vuursalamander (Salamandra salamandra) komt nog voor in de Zuid-Limburgse hellingbossen en mogelijk nog op een enkele plaats in het oosten. De heikikker (Rana arvalis) vinden we op natte heidevelden, vennen en hoogvenen in het zuiden, oosten en noorden van Nederland en sporadisch ook in de laagveengebieden in het westen. De rugstreeppad (Bufo calamita) is een pionier van de duinen, rivierengebied en de zandgronden. Hij duikt regelmatig op op nieuwe opgespoten terreinen, in nieuwe woonwijken en industriegebieden. Zodra de dynamiek voorbij is verdwijnt hij vaak weer.


rugstreeppad en knoflookpad
De boomkikker (Hyla arborea) kwam vroeger in het kleinschalige landschap van zuid en oost Nederland algemeen voor. Na bijna uitgestorven te zijn geweest breidt de populatie, dankzij uitgebreide beschermingsmaatregelen en herinrichting van het leefgebied, weer enigszins uit. De knoflookpad (Pelobates fuscus) komt zeer zeldzaam nog voor in de stroomdalen van de rivieren en beken in het oosten en zuiden van het land. Door zijn verborgen levenswijze wordt deze pad zelden waargenomen. De vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) en de geelbuikvuurpad( Bombina variegata) komen alleen voor in Zuid-Limburg. Er resten nog slechts enkele populaties van deze soorten waardoor ze als ernstig bedreigt te boek staan.

boomkikker en geelbuikvuurpad

vroedmeesterpad

Alle soorten inheemse amfibieën zijn bij wet beschermt, ook de algemene. Het is dus verboden om ze te vangen en weer uit te zetten in een tuinvijver. Daarnaast heeft dat ook vrijwel geen zin. Volwassen dieren trekken na overplaatsing doorgaands weer weg. Om kikkers, padden en salamanders in een tuinvijver te krijgen hoeven we slechts te zorgen voor een goede leefomgeving. Bijna overal zitten de algemenere soorten wel ergens in de buurt. Is de vijver en de
omliggende tuin geschikt dan vinden ze die snel genoeg.

Door versnippering van hun leefgebied zijn veel van onze amfibieën bedreigd. Gelukkig komt er langzamerhand het besef dat juist de amfibieën indicatoren zijn van een gezond milieu en een rijkere natuur. Herscheppen van nieuwe natuur en het weer terugbrengen van kleinschalige landschapselementen zoals poelen en houtwallen kunnen plaatselijke populaties weer een grote impuls geven. Ook voor de algemenere soorten kunnen tuinvijvers als minibiotoopjes een bijdrage leveren in een ecologische verbindingszone. Zelf ben ik actief binnen RAVON, (Reptielen, Amfibieën en Vissen onderzoek Nederland) en ik monitor o.a. een aantal poelen in Twente met kamsalamanders en kleine watersalamanders. Daarnaast leg ik steeds meer poelen en natuurvijvers aan bij particulieren met amfibieën als hoofdbewoners. Ik hoop zo mijn eigen steentje te kunnen bijdragen aan het overleven van deze fascinerende diergroep in Nederland.

Meer weten?
A.en C.Nollert, Amfibieëngids van Europa, Tirion 2001
Stichting RAVON, Postbus 1413, 6501 BK Nijmegen www.ravon.nl

zaterdag 17 april 2004

Boerenkrokus ook voor buitenlui?

Door de zachte winter staan op dit moment in onze tuin al heel veel voorjaarsbodes vol in bloei. De slootkant kleurt sneeuwwit door het Hoefblad (Petasites albus) met hier en daar voor een geoefend oog waarneembaar de bruinzwarte aronskelkbloemen van de Stinkkool (Symplocarpus foetidus). De voortuin is paars, roze en wit van de cyclamen (Cyclamen europaeum) en de kerstrozen (Helleborus orientalis). De winterakonieten en de sneeuwklokjes zijn al over hun hoogtepunt heen, de dikke knoppen van de pioenrozen komen er al zichtbaar tussen tevoorschijn.

Overal in onze tuin openen de 'Tommetjes' zoals wij de Boerencrocus noemen, hun fraaie slanke lilablauwe bloemkelken.Van alle tuinkrokussen is de Boerencrocus (Crocus tomassinianus) het vroegst. Vanaf half januari kunnen we de eerste al boven de grond verwachten. Bij mooi weer openen de kelkjes zich en worden meteen door onze bijen die ook net wakker zijn, druk bezocht. Ze komen speciaal af op het stuifmeel dat de oranje meeldraden produceren, voor hen een prima ontbijt na een lange winterslaap.

De Boerencrocus is genoemd naar de botanicus Tommasini (1794-1879) die zich met de Dalmatische flora bezighield. De soort komt dan ook oorspronkelijk uit de Balkan. De Boerencrocus is in 1847 in Engeland geintroduceerd en kort daarna waarschijnlijk al bij ons als tuinplant bekend geworden. Vooral in Friesland en noord Drenthe op terpen, bij oude boerderijen en landhuizen, stinzen, wist de soort zich te handhaven en zich verder te verspreiden. De soort is dan ook als stinzenplant opgenomen in de Nederlandse flora's.

Met de meeste andere 'stinzenplanten' zoals sneeuwklokjes, Voorjaarshelmbloem en Holwortel heeft deze krokus gemeen dat ze oorspronkelijk uit bossen op kalkgrond komt. Dit verklaart dan ook de goede verwildering op plaatsen met opgebrachte klei en puingrond. Zoals bij vele stinzenplanten het geval is hebben mieren een belangrijke rol in de verspreiding van de zaden. De zaadjes zijn voorzien van een oliehoudend mierenbroodje als uitnodiging. Overal waar de mieren hun zaadjes droppen kiemen ze en al binnen enkele jaren na aanplant zien we overal nieuwe krokussen te voorschijn komen.

In mijn tuinontwerpen pas ik de Boerencrocus veel toe. Stinzenbolletjes passen heel goed in mijn natuurlijke beplantingsconcepten omdat ze zich prima zonder veel extra zorg handhaven. Ze vormen gezamenlijk een boeiend begin van het tuinseizoen maar zijn weer verdwenen zodra de voorzomer kruiden tevoorschijn komen. Ik gebruik ook vaak rassen zoals 'Ruby Giant' en 'Barr's Purple' en meng ze lekker door elkaar. Het resultaat is een palet aan lila, violette en purperen kleuren met ook nog een kleine bloeispreiding van een enkele week extra. Ik pas ze toe in gazons, aan de rand van heestervakken, onder heggen en lichte struikvegetatie en in vaste planten borders. Plant er vooral veel, kijk niet op een honderdtal bolletjes, duur zijn ze niet voor wat ze je in het vroegste voorjaar ervoor teruggeven!