Hoewel de theorie van Hansen meer is opgezet voor vrij grote tuinen en parken zijn de principes voor kleine tuinen hetzelfde. Ik heb met de basisprincipes, al dan niet met eigen interpretatie en invulling op veel plaatsen in Nederland in particuliere tuinen en in mijn eigen tuin geëxperimenteerd. Om het beoogde resultaat te bereiken kan ik als ontwerper niet volstaan met het bedenken van de combinaties en het aanplanten maar moet vooral inhoud geven aan het begeleiden van de beplanting in de opvolgende jaren en het inwerken van de tuinbezitter in zijn tuin. Ik heb op basis van de principes van Hansen en mijn eigen ervaringen een onderhoudsschema ontwikkeld voor de verschillende natuurlijke tuinplantengemeenschappen.
Alvorens een nieuwe vaste planten beplanting aan te brengen is het altijd zeer belangrijk dat de plantvakken vrij zijn van wortelonkruiden en dat inzaaing en kieming van eenjarige onkruiden zo minimaal mogelijk moet zijn. Het eerste jaar na aanplant is het onkruidvrij houden van zeer groot belang. Als in het tweede jaar het plantendek gaat sluiten zullen zaaionkruiden weinig kans meer krijgen. De werkzaamheden kunnen dan worden teruggebracht tot een beperkt aantal keren per seizoen.
Voorjaarswerkzaamheden:
Bos/bosrand: half februari-half maart,
Steppen, prairie en borders: half maart half april
Voor alle bolgewassen uitlopen , en dit is vroeg in het bosbiotoop, maar na de grootste vorst knippen we de afgestorven bloem en bladrestanten van vaste planten af, verwijderen onkruidzaailingen en schonen waar nodig de plantvakken op.
In het bos en de bosrand, gaat al het snoeisel fijngeknipt direct als mulchlaag terug in de beplanting en vullen we de mulchlaag nog aan met blad, en/of compost.
De steppen en prairiebeplantingen moeten met minder organisch materiaal volstaan, het snoeisel wordt afgevoerd en alleen bij bepaalde soorten mesten we zonodig bij met organische mest. Borders met de meer cultuurgebonden vaste planten dienen naast een mulch van compost vaak nog extra gemest te worden met organische tuinmest. In het voorjaar scheuren en herschikken we waar nodig de late vaste planten. Vooral te groot geworden pollen prairiegrassen verliezen hun luchtigheid en moeten na enkele jaren vaak wel worden verkleind.
Voorzomerwerkzaamheden: eind mei – half juli
In het bos hebben we het hoogtepunt nu gehad. De bosrand is nu op zijn mooist. We kunnen veel bosrand planten die in het voorjaar en voorzomer bloeien direct na de bloei terugknippen. Ze maken dan weer nieuw loof en vaak belonen ze ons met een tweede bloei in augustus. Ook in de steppentuin snijden we typische weide planten zoals Salvia nemorosa, Nepeta en Geranium’s na de bloei terug. Het is wel essentieel om de bodem zo goed mogelijk bedekt te houden. De hogere late border planten geven we nu wat steun als dat nodig is. Waar we dat willen kunnen we verder verfijnen door het inplanten /inzaaien en selectief wieden van leuke één en tweejarigen.
Nazomerwerkzaamheden: half augustus eind september
De snoei in de nazomer beperkt zich tot uitgebloeide of te sterk uitgegroeide vaste planten. Steppensoorten als Achillea, Scabiosa, Centranthus en Coreopsis komen dan weer op krachten en het uitzaaien wordt wat ingeperkt. Dit is ook de periode om de nodige correcties in de beplanting van bos en bosrand aan te brengen. We geven planten binnen de gemeenschap de ruimte om zelf zich te hervestigen. Een toorts en een akelei willen nu eenmaal zelf hun groeiplaats bepalen. Maar waar nodig scheuren en herschikken we de verschillende vaste planten en vullen nog iets aan zodat de plantvakken in het komende jaar weer optimaal zijn.
Herfstwerkzaamheden: oktober november
In de herfst knippen we, uitsluitend waar storend, afgestorven plantendelen af en verwijderen we de grootste rommel. We maken er zeker geen kale boel van. Ook afgestorven plantendelen zoals zaaddozen en pluimen hebben een mooi wintersilhouet. Daarnaast heeft oud blad een sterke beschermende functie voor zowel de planten als de dieren. Het composteert van zelf en is een belangrijke schakel in de natuurlijke kringloop van de tuin. Enkele soorten vragen wat extra winterbescherming en hiervoor kunnen we overtollig takken en bladmateriaal gebruiken. Sommige wintergroene steppensoorten zoals lavendel, rozemarijn en grijze wolfsmelken kunnen het best afgedekt worden met sparrengroen. Dit blijft luchtiger en droger dan oud blad maar voorkomt de blootstelling aan schrale vorst.
Voor grootschalige beplantingen is het mogelijk het onderhoud met machines zoals berm- en mulchmaaier ter hand te nemen. Hierdoor worden na de startperiode de onderhoudskosten beduidend minder dan die van klassieke vaste planten beplantingen. De ervaringen in Duitsland leren dat bepaalde beplantingstypen concurrerend kunnen zijn met traditioneel openbaar groen.
De levensduur van natuurlijke tuinplantengemeenschappen is afhankelijk van het biotoop en de gekozen combinaties. Een stabiele bosbeplanting met veel stinzenplanten kan zich met zeer weinig onderhoud tientallen jaren handhaven. Een soortenrijke border met veel pionierssoorten daarentegen zal toch wat vaker vragen om een kleinere of grotere ingreep. Als vanaf de aanplant de ontwikkeling goed gevolgd wordt en waarnodig wat wordt bijgestuurd, is in de regel een volledige renovatie zelden nodig. Wel zal steeds weer bekeken moeten worden of de natuurlijke omstandigheden intussen zijn gewijzigd, bijvoorbeeld door het uitgroeien van bomen en heesters en moet de tuinplantengemeenschap daaraan worden aangepast.
Ruurd van Donkelaar
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten